De Blauwe Boekanier is de beruchtste van alle zeerovers. Hij zwerft rond met de Zeezweep, het schip dat hij heeft gestolen van de oom van Joris Jas. Joris gaat naar hem op zoek, om het schip terug te veroveren. Zo begint een levensgevaarlijke reis over woeste zeeën, naar het Eiland Zonder Naam, waar de Blauwe Boekanier zijn grootste schat bewaart… (flaptekst)

Amsterdam is in de greep van een gruwelijke ziekte: de pest. Om die te stoppen, lopen gemaskerde pestdokters door de straten om iedereen die ook maar ziek lijkt naar het pesthuis af te voeren. Bijna niemand komt daar levend uit.

Eliza had zes broers. Vijf zijn verdronken op zee, zegt haar stiefmoeder, zegt haar vader. Maar Eliza gelooft er niks van. Ze wil hen zoeken, al moet ze er helemaal voor naar de Witte Kliffen. Ze gaat op weg, samen met het broertje dat ze nog wel heeft: Krekel. Een bangerik, een huilebalk, een blok aan haar been, eigenlijk.

Arthur en Maud Helderstorm zijn diepbedroefd als ze te horen krijgen dat hun vader, een dappere ontdekkingsreiziger, om het leven is gekomen tijdens een mislukte poging om het meest zuidelijke punt ter wereld te bereiken. Maar dat niet alleen: hij wordt ook beschuldigd van het stelen van brandstof voordat hij stierf! De tweeling gelooft niks van de verhalen en reageert op een advertentie om mee te doen aan een nieuwe poging om de Zuidelijke Polaris te bereiken. Het is hun enige hoop om achter de waarheid te komen… en de reputatie van hun familie te redden. Zullen Arthur en Maud de antwoorden vinden die ze zoeken? (flaptekst)

‘Het is tijd.’

Obi moet met de trein naar zijn moeder, omdat zij hem niet kan ophalen en zijn vader hem niet kan brengen. En hij moet ook nog die stomme, oude rugzak om, omdat hij zijn eigen is kwijtgeraakt.